
Spreekwoorden: (1914)
Iemand den (of zijn) zak gevenook iemand den zak geven met de banden er bij (Harreb. II, 489 b; De Vries, 106), d.i. iemand wegzenden, zich van iemand ontslaan; in Zuid-Nederland: iemand den zak opgeven (De Cock<sup>2<-sup>, 136); iemand zijn schoven opgeven (Antw. Idiot. 1083); den zak ...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778

Spreekwoorden: (1914)
Iemand den (of zijn) zak gevenook iemand den zak geven met de banden er bij (Harreb. II, 489 b; De Vries, 106), d.i. iemand wegzenden, zich van iemand ontslaan; in Zuid-Nederland: iemand den zak opgeven (De Cock<sup>2<-sup>, 136); iemand zijn schoven opgeven (Antw. Idiot. 1083); den zak ...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778
Geen exacte overeenkomst gevonden.